



Een onderzoeksproject met Carly Everaert als begeleidend docent.
Activisme bevat een fascinerend contrast: het lichaam wordt vaak als fysiek middel ingezet tegenover een abstract -non-fysieke- opponent. Neem klimaatactivisme. Daarin ketent of lijmt de activist zich vast aan bomen, kolenmijnen, shell-hoofdkantoren en elkaar terwijl deze handelingen een politieke tekortkoming van actie als opponent hebben.
Vanuit deze fascinatie over het contrast fysiek – non fysiek in het activisme zijn drie duidelijke beelden naar voren gerold:
-
Een droom waarin ik een extra arm had, wat mij deed afvragen of het uitbreiden van het lichaam tot meer effectieve actie zou kunnen leiden. Hierdoor maakte ik een extra vinger van klei.
-
Een tweede droom bracht de uitbreiding van het lichaam tot een extreme. Wat nou als we niet ons eigen, maar een lichaam van een overledene kunnen inzetten als activistisch lichaam. Zorgt dit voor hetzelfde effect, zonder dat de activist in gevaar komt? Is dit een eerlijker manier van actie voeren? Beide kampen hebben nu iets om zich lichamelijk/fysiek te representeren.
-
Tijdens een grootschalige actie van Extinction Rebellion in Amsterdam lag ik half slapend energie op te doen. Er speelde een drumband en in mijn vermoeidheid zag ik een vinger in een grijze ruimte blijven springen. Blijven springen. Blijven springen. Zo kwam een videoinstallatie tot stand waarin één vinger blijft springen terwijl andere vingers continu voorbij lopen. Misschien het eindeloos proberen aan te blijven tonen van een misstand. Misschien een wijzend vingertje. Misschien slechts een droom.